Blog 13, VSO-school cluster 4 effectieve instructie

De afgelopen weken deed ik tientallen observaties op een VSO-school, cluster 4. Ik zie leerlingen die, door kindkenmerken, thuissituatie of schooltrauma, moeite hebben met concentratie. Die niet goed omgaan met onverwachte situaties, een duidelijke structuur nodig hebben en worstelen met het reguleren van hun emoties. En ik zie leerkrachten en docenten die keihard werken en proberen – met veel liefde, aandacht en aanpassingen – ervoor te zorgen dat deze zo verschillende leerlingen kunnen leren. Zich kunnen ontwikkelen. Kunnen doen wat bij hen past. Maar ik zie ook leerkrachten en docenten die zich met moeite staande houden. Die elke dag hun rugzak vullen met positiviteit, die aan het eind van de dag helemaal leeg is.

Mijn opdracht op deze school is het in kaart brengen van het pedagogisch en didactisch handelen (OP3) en het ondersteunen van leerkrachten in het effectiever maken van hun instructie. De scholingen over effectieve instructie worden door de school zelf georganiseerd. Gedragswetenschappers, didactici en docenten die hierin bedreven zijn, verzorgen deze bijeenkomsten. Voor mij een zeldzame rol, want meestal geef ik deze scholingen zelf. Dus het is belangrijk goed te weten wat er verteld wordt en welke uitgangspunten gelden. Gelukkig is er een duidelijke PowerPoint die docenten kunnen gebruiken bij het voorbereiden van hun lessen. Per lesfase staat daarin wat ze kunnen doen.

Zoals op veel scholen zijn de verschillen groot. Maar met deze populatie is onderwijs geven net even anders. Deze leerlingen hebben niet iets anders nodig dan leerlingen op andere scholen. Ze hebben liefde, aandacht, structuur en goede instructie nodig. Maar ze hebben het wel in grotere mate nodig. Lesdagen moeten voorspelbaar zijn, de kwaliteit van instructie moet hoog zijn. Want raak je ze tijdens of vóór de les kwijt, dan kun je de rest van de les op je buik schrijven.

Ik stapte deze school binnen met de ervaring en overtuiging dat goede didactiek veel ‘gedragsproblemen’ voorkomt. Maar na de eerste vier observaties begon ik te twijfelen. Is het überhaupt mogelijk om deze leerlingen, pubers met een cluster 4-indicatie, goed les te geven? En toen kwam de vijfde observatie: een gestructureerde, goed voorbereide les met tempo. En jawel, vrijwel geen ordeverstoringen, leerlingen die deelnamen aan de instructie en zelfstandig werkten aan opdrachten die écht bij de les hoorden. Zie je wel, dacht ik: met goede didactiek kun je enorm veel voorkomen. Je kunt gewoon goed onderwijs geven, ook aan deze groep.

Met die wetenschap deed ik de overige dertig observaties. Die overtuiging hielp me bij het geven van feedback en het meedenken over lessen.

Wat ik bijzonder waardeer aan deze school is dat het hele team wil leren. Ze staan open voor feedback, willen sparren over de kwaliteit van hun lessen. En wat ik echt tof vind: de drogreden ‘onze kinderen kunnen dat niet’ hoor ik hier nauwelijks. Ze willen verbeteren, aanpassen en vooral: volhouden wat goed gaat.

Deze ervaring is voor mij heel waardevol. Deze leerlingen raken me. De redenen waarom zij doen wat ze doen zijn vaak schrijnend, zorgelijk, hartverscheurend. Maar bovenal: begrijpelijk.

De grootste les die ik uit deze weken haal – en ik heb inmiddels veel gezien, mijn bed zou er bijna kunnen staan – is: goed onderwijs is hier noodzakelijk, helpend en mogelijk. Maar dat vraagt wel om onderwijs met een aantal cruciale elementen. Eén daarvan is de aantrekkelijkheid van de lesinhoud. Die creëer je door te werken met een betekenisvolle context. En ja, dat mag best gaan over hoe je de meeste winst maakt met het verkopen van je fatbike, of over het meeste verdienen met je ‘handeltje’. Maar het zit ook in vakgericht leren, zoals oppervlakte berekenen in de context van een stukadoor. Kun je leerlingen in de eerste minuut van de les binden, dan heb je een voorsprong. Voorbereiding en klassenmanagement zijn dan essentieel. Alle materialen liggen klaar. Want in een klas vol pubers die graag hun eigen plan trekken, liggen pennen en stiften lang niet altijd waar je ze verwacht.

In een school als deze zijn leerlingen niet altijd aanwezig. Voorkennis ophalen is dus van levensbelang. Leerlingen die het idee hebben iets te kunnen of te weten, doen sneller mee. Ze voelen zich veilig en competent. Heeft een leerling die voorkennis niet? Dan is het fijn als je direct kunt geruststellen: straks is er extra uitleg. Pre-teaching is mooi, maar de realiteit van afwezigheid maakt dat lastig structureel te regelen.

De instructieprincipes die ik in al mijn blogs benoem, gelden ook hier: een helder doel, duidelijke instructie met veel bordwerk en aantekeningen, en veel controlevragen tussendoor om te checken of leerlingen nog aangehaakt zijn. Tempo en structuur zijn cruciaal. Bij een korte spanningsboog zijn ze zelfs onmisbaar. Docenten die snel en helder uitleggen, houden leerlingen beter bij de les.

Deze leerlingen willen snel aan de slag. Veel docenten weten niet hoe snel zij de leerlingen aan het werk moeten zetten.  Maar wanneer docent en leerling weten wat er verwacht wordt, de kennis beheerst is en de opdracht duidelijk, dan is zelfstandig werken een verademing. Een heldere taak in een rustig moment.

De les eindigt met een samenvatting en een vooruitblik naar de volgende les. Daarna is er tijd voor ontspanning. Maar wat ontspanning is voor pubers? Daar kun je een boom over opzetten. Maar dat is niet mijn opdracht. Wel mijn observatie.