Beeldcoaching blog 14: Een activiteit wordt leren als je structuur biedt.

Er zijn van die momenten dat ik achterin een klas zit en mij nog net niet hardop afvraag waar ik naar zit te kijken. Wat is de bedoeling van deze les? Wat zijn de te zetten stappen en welke verwachtingen heeft de leerkracht van de leerlingen. En bovenal: hebben de leerlingen dit ook helder. Meestal als ik mij afvraag ‘waar kijk ik naar’… is dat niet het geval.

Vandaag observeer ik ‘mijn leerkracht’ weer. Het is al even geleden dat ik hier live aanwezig was. In de tussentijd zijn er verschillende opnames gemaakt door de leerkracht zelf en hebben we die online besproken. Het is warm en stralend weer. De leerlingen krijgen les op het plein vandaag. Een deel van het plein is af te zetten met een voetbalnet, waardoor de andere spelende leerlingen weten dat ze daar nu even niet mogen komen. Er kan ongestoord buiten les gegeven worden dus.

De leerlingen leren vandaag ‘splitsen’ of wel verdelen. Ze verdelen de hoeveelheid 9 in verschillende delen. 4 en 5, 2 en 7, 8 en 1. Ze zijn met 9 leerlingen en worden steeds door een van hen in verschillende delen verdeeld. De leerlingen doen lekker mee. Zoeken het cijfersymbool bij de diverse verdelingen en begrijpen dat, het hoe je ook verdeelt, het steeds 9 blijft. Handige kennis voor als ze later deze zomer naar groep 3 gaan. Hoewel ik in dit geval niet denk ‘waar kijk ik naar’, vraag ik mij wel af of de leerlingen mogelijk denken ‘waar gaat dit heen? Begrijpen zij voldoende wat ze nou precies leren en waar dat handig voor is?

De juf kijkt naar haar eigen opname en het eerste dat ze zegt is: “Wat duurt het lang” Het tweede is; “Het mag wel wat sneller” en het derde wat zij zegt is; “Wat een rommeltje”. Het is jammer dat ze niet ook zegt ; “Wat doen ze lekker mee, wat zijn ze betrokken” en “Ze kunnen allemaal de opdrachten uitvoeren”. Maar goed, dat is misschien wel mens eigen, eerst kijken naar wat niet goed gaat. Terug naar de derde observatie: “Wat is het een rommeltje” Daarmee doelt de leerkracht niet op leerlingen die er een rommel van maken of een ongeorganiseerde les. Maar op de setjes verdelingen die lukraak op het plein liggen. Op het beeld valt meteen op wat dat voor effect heeft (een onoverzichtelijk rommeltje) maar ook direct een idee over hoe dat anders gekund had. Alle getallen onder elkaar zodat er als het ware een splits-boom/ huis ontstaat.

Het is geen rocket-science, je had het kunnen bedenken, je had het kunnen zien. Maar in de heat of the moment van het voorbereiden, de les zelf, is het lastig overzicht te blijven houden. Als ‘structuur’ niet je tweede naam is, zul je van tevoren moeten nadenken over structuur in je les. Maak een tekening van hoe je wilt dat de structuur er uiteindelijk uit moet zien. Want ordening brengen de meeste leerlingen niet zomaar vanzelf aan. Ze doen wat je zegt, en hebben meestal niet zoveel afstand tot de stof dat ze zelf kunnen ordenen.

Stel dat je de ordening van in dit geval de splitsboom, tijdens je instructie hebt weten de bewerkstelligen. Je schema, aantekeningen, tekening, staat op het bord (of in dit geval het plein). Dat is voor heel veel leerlingen mogelijk helpend genoeg. Het is overigens ook helpend voor de leerkracht omdat deze tijdens begeleide inoefening, ondersteuning van individuele leerlingen of herhaalde instructie, steeds kan teruggrijpen op de gebruikte structuur.  Maar er zijn ook veel leerlingen die een leerkracht nodig hebben die uitlegt of duidt wat die ordening nou precies betekent. Door een brug te bouwen tussen de activiteit en de uiteindelijke kennis, wordt duidelijker wat er nu precies geleerd is en wat dus onthouden of verder geoefend moet worden. In deze situatie zou een  samenvatting heel helpend kunnen zijn.

Stel je voor dat de splitsboom geordend op het plein staat. De juf zou iets kunnen zeggen als: “Zie je dat.. er 8 en 1, maar ook 1 en 8 staat? En dat dat bij 4 en 5 ook zo is?”  Ook kan samenvattend iets gezegd worden als: “Zie je dat, 9 kun je verdelen, splitsen in allerlei verschillende groepjes. Deze leer je in groep 3 uit je hoofd, want dat is heel handig als je dingen gaat uitrekenen”.  Uiteraard kan ook gevraagd worden aan de leerlingen wat hen opvalt aan de splitsboom. Een hogere orde denkvraag zal er voor zorgen dat zij goed kijken en op zoek gaan naar de logica van wat ze zien. Het zet het brein aan tot denken en verwerken van de activiteit. Maar ook na een denkvraag, waarop je je waarschijnlijk verschillende antwoorden krijgt, is het van belang dat de leerkracht samenvat wat er nu precies geleerd is.

Deze observatie geeft weer veel stof tot denken. Dit splitsen is moeilijk genoeg voor kinderen, dus een herhaling daarvan de komende week is voor niemand een overbodige luxe. ‘mijn leerkracht’ heeft voldoende gezien op de beelden om een andere les te gaan geven, met hetzelfde doel. Of in elk geval meer structuur aan te brengen in de uitkomsten van de activiteit!